Que of dont?

Betrekkelijk voornaamwoorden worden gebruikt om twee gerelateerde ideeĂ«n in een zin met elkaar te verbinden en zo herhaling te voorkomen. De Franse betrekkelijk voornaamwoorden qui, que, oĂč, dont, lequel betekent al naar gelang de context 'wie', 'van wie', 'die', 'dat', 'wiens', 'waar' of 'wanneer'.

J’ai achetĂ© du vin. Victor adore ce vin. → J’ai achetĂ© du vin que Victor adore. Ik heb wijn gekocht. Victor houd van deze wijn. → Ik heb de wijn gekocht waar Victor van houdt.
J’ai achetĂ© du vin. Victor m’a parlĂ© de ce vin. → J’ai achetĂ© du vin dont Victor m’a parlĂ©.  Ik heb wijn gekocht. Victor heeft me over deze wijn verteld. → Ik heb de wijn gekocht waarover Victor me verteld heeft.

Deze betrekkelijk voornaamwoorden kunnen niet worden weggelaten.
We kunnen niet zeggen J’ai achetĂ© du vin Victor adore of J’ai achetĂ© du vin Victor m’a parlĂ©.
Laten we naar het verschil kijken tussen de betrekkelijk voornaamwoorden que en dont.

‱ Que (of qu’ als het gebruikt worden voor een klinker) vervangt een lijdend voorwerp (een complĂ©ment d'objet direct in het Frans). Dat is het zinsdeel (vaak een persoon of een ding) dat volgt op een werkwoord zonder voorzetsel.

Muriel prĂ©pare un gĂąteau. Nous mangerons ce gĂąteau ce soir. → Muriel prĂ©pare un gĂąteau que nous mangerons ce soir. Muriel bakt een taart. Vanavond eten we deze taart. → Muriel bakt een taart die we vanavond eten.

‱ Dont wordt gebruikt als het zelfstandig naamwoord een lijdend voorwerp is na het voorzetsel de. We gebruiken het meestal met deze uitdrukkingen (se souvenir de, parler de, avoir besoin de, avoir peur de, ĂȘtre content de etc.) of met deze samengestelde zelfstandig naamwoorden (le pĂšre de Victor, les amis de mon frĂšre etc.).

C’est le chien de Muriel. Marcel a peur de ce chien. → C’est le chien de Muriel dont Marcel a peur. Dat is de hond van Muriel. Marcel is bang van die hond. → Dat is de hond van Muriel waar Marcel bang van is.
Marcel termine un rapport. Il est satisfait de ce rapport. → Marcel termine un rapport dont il est satisfait. Marcel maakt een rapport af. Hij is er tevreden over dat rapport. → Marcel maakt een rapport af waar hij erg tevreden over is.
Je te prĂ©sente mon frĂšre. Les amis de mon frĂšre vont bientĂŽt arriver. → Je te prĂ©sente mon frĂšre dont les amis vont bientĂŽt arriver. Ik stel je voor aan mijn broer. De vrienden van mijn broer komen zo direct. → Ik stel je voor aan mijn broer, wiens vrienden zo direct komen. 


Heb je nog steeds moeite met 'Que of dont?'? Wil je je Frans verbeteren? Test onze Franse les online en ontvang een gratis niveaubeoordeling!

Dit zeggen onze cursisten over ons:

Plezier

         

Ik vind het leuk om mijn Franse taalcursussen online te volgen. Ongeveer tien minuten per dag is genoeg... Bedankt!

Innovatief

         

Ik hou van jullie innovatieve methode om een taal te leren en tegelijkertijd plezier te hebben!

Uniek

         

Jullie methode is uniek! De cursussen hebben mij geholpen om vooruitgang te boeken en vol vertrouwen naar mijn uitwisselingen in het buitenland te gaan.

Vooruitgang

         

Gymglish heeft me in staat gesteld mijn mondelinge en schriftelijke vaardigheden in het Frans te verbeteren. Een dagelijkse routine die ik niet zou willen missen!

Meer getuigenissen.

Schaaf je Frans bij en test Frantastique, cursus Frans online.